Musicalnieuws recensie Celia!

Celia in gevecht met haar hart en haar gevoel.

Deel deze recensie

De Volkskrant over Martin Luther King

Martin Luther King Urban Myth - Foto Jean van Lingen

De beroemde speech – die kent iedereen. Maar hoe zet je als acteur een icoon als Martin Luther King nu echt geloofwaardig neer? Twee vertolkers leggen het uit.

Een icoon kun je niet spelen. Dat is buitenkant, beeldvorming – eendimensionaal en zo plat als een dubbeltje. Natuurlijk kun je met krachtige, klankvolle stem verkondigen: ‘Ik heb een droom!’ Dat hoort erbij, dat is nu eenmaal waar mensen Martin Luther King van kennen. Maar als je als acteur zo’n heilige geloofwaardig wil vertolken, moet je op zoek naar een concrete ‘spelingang’. Iets kleins, iets aards, iets alledaags, een detail dat iets onthult van een complex, gelaagd en volledig mens, en dus een interessant personage. Voor acteur José Montoya (39) waren dat schoenen.

Ja, schoenen.

Montoya speelt dominee King in de jeugdvoorstelling Martin Luther King (8+) van Urban Myth. ‘Ik wil dat mijn King mooie, nette, goed gepoetste schoenen draagt op toneel. Een beetje dure ook. Dat vindt hij belangrijk. In onze voorstelling ziet hij er verder vrij eenvoudig uit, in een onopvallend pak. Maar die schoenen, die zijn zijn trots.’

De schoenen zijn symbool voor Martin Luther Kings sociale stijging, van eenvoudige domineeszoon tot sterpredikant. Montoya: ‘Hij hield van mooie spullen – auto’s, maatpakken – en was in zekere zin ook wel ijdel, denk ik.’ Maar schoenen zijn ook een belangrijk biografisch detail in het leven van dr. King, dat door schrijver Jörgen Tjon A Fong is verwerkt in de toneeltekst. Montoya: ‘Als hij 5 is, leert Martin Luther King dat racisme en rassenscheiding bestaan, door een incident in een schoenenwinkel. Hij is op de leeftijd dat hij naar school mag en zijn vader wil een mooi paar schoenen voor hem kopen. Maar door de verkoopster worden ze de chique winkel uitgestuurd: die is alleen voor blanken. Daar is in onze lezing bij de kleine King het streven naar gelijkheid begonnen.’

Montoya herkent de symbolische waarde van een ogenschijnlijk luttel object. Toen hij 3 jaar was, werd hij geadopteerd uit Colombia. ‘Toen mijn vader mij ophaalde, had ik heel armoedige kleren aan uit het weeshuis: een verwassen T-shirt en korte broek. Maar wel deze…’ – hij laat ze zien: twee keurig zwart gepoetste veterschoentjes. ‘Ik ging naar een nieuw land, kreeg een nieuwe familie. Dan trek je nette schoenen aan.’ In schoenen schuilt trots, weet hij.

Slaven mochten vroeger überhaupt geen schoenen dragen’, zegt Montoya. ‘Dus ook in dat opzicht zijn schoenen een treffend symbool van de gelijkheidsstrijd van de zwarte bevolking. Ze staan bovendien voor de lange protestmarsen, geleid door King, waarbij de betogers gelijke rechten opeisten.’ Want de voorstelling mag wel Martin Luther King heten, zegt hij, eigenlijk gaat die over de Civil Rights Movement, waarvan King onderdeel was: de Afro-Amerikaanse burgerrechtenbeweging uit de jaren vijftig en zestig.

Martin Luther King (1929-1968, dit jaar is hij vijftig jaar dood) was een van de invloedrijkste figuren van die beweging. Hij was een bijzonder geliefde leider en spreker, die met zijn opzwepende redenaarstalent moeiteloos tienduizenden mensen kon aanvuren. King organiseerde geweldloze protestacties, zoals de succesvolle busboycot van 1955-1956, en de beroemde protestmars naar Washington in 1963, waaraan bijna 300.000 mensen deelnamen. Deze en andere vormen van verzet leidden uiteindelijk tot de Civil Rights Act van 1964 en de Voting Rights Act van 1965, waarna rassenscheiding in het openbare leven en bij het stemmen verboden was. Maar Martin Luther King en de beweging werden ook als een bedreiging gezien. King werd op 4 april 1968 doodgeschoten op het balkon van het Lorraine Motel in Memphis. Het was de dag nadat hij in Mason Temple zijn beroemde Mountaintop-speech had gehouden. De speech die zijn laatste zou blijken te zijn.

Opvallend: dit Lorraine Motel vormt het decor van zowel de voorstelling Martin Luther King van Urban Myth als de productie The Mountaintop van Senf Theaterpartners, die sinds half september te zien is. The Mountaintop, een stuk uit 2009 van de Amerikaanse schrijfster Katori Hall, gaat over de laatste avond van Martin Luther King voordat hij wordt vermoord, als hij in zijn motelkamer wordt bezocht door het mysterieuze kamermeisje Camae.

In die voorstelling wordt de rol van dr. King vertolkt door Dennis Rudge (57). Als de twee ‘Kings’ ervaringen uitwisselen, na de repetities van Urban Myth op een bedrijventerrein in Amsterdam-West, gaat het allereerst over de fysieke transformatie die onvermijdelijk bij de rol hoort. Niet het belangrijkste, zegt Montoya, maar wel een begin.

Montoya, die precies de leeftijd heeft van King toen die stierf, heeft zijn haar laten millimeteren om meer op hem te lijken. Rudge deed dat ook, maar hij moest het bovendien verven. ‘Ik ben twintig jaar ouder en hartstikke grijs. Maar nu herkennen mijn buren me niet meer.’ Voor nog meer fysieke gelijkenis heeft Rudge ook een snor laten staan – of beter gezegd een snorretje: veel meer dan wat donzig pluis op zijn bovenlip is het niet. Lachend: ‘En ik laat het al sinds april groeien!’

Maar belangrijker dan een fysieke gelijkenis is voor Montoya de gelijkenis ‘in de geest’. Van zijn witte adoptieouders heeft hij vroeger niet bijzonder veel meegekregen over Martin Luther King, vertelt hij, dus de research voor deze productie (‘veel documentaires op YouTube, en de film Selma’) was een eerste kennismaking. ‘Ik was me maar amper bewust van de zwarte geschiedenis en de gelijkheidsstrijd. Maar ik worstelde wel met mijn kleur en mijn anders-zijn. Nu ik me voor deze voorstelling verdiep in de burgerrechtenbeweging, voel ik me minder alleen. Mijn zoektocht blijkt in een lange traditie te staan.’

Rudge daarentegen is al zijn hele leven lang een bewonderaar van dominee King. ‘Ik herinner me uit mijn jeugd een tegeltje aan de muur met een portret van Martin Luther King, met daaronder zijn sterfdatum. Dat maakte toen diepe indruk, dat hij om zijn overtuigingen was vermoord.’

Toen Rudge voor het eerst het stuk The Mountaintop las, zocht hij in de tekst naar het icoon dat hij kende. In plaats daarvan trof hij een kwetsbare man aan. ‘Een man die worstelde met angsten, en met de opdracht om die verborgen te houden. King stond onder grote druk; in dit stuk zit hij op het randje van een burn-out. Als leider en inspirator kon hij nooit aan zijn angsten toegeven, terwijl hij jarenlang werd bedreigd. Dat breekt je uiteindelijk op.’

Ondanks die innerlijke worsteling ziet King er in deze productie piekfijn verzorgd uit, met een mooi pak, inclusief das en manchetknopen. Nu ja, mooi? Rudge: ‘Dit is gewoon C&A. Maar van een afstandje lijkt dat nog wat.’ In contrast met zijn perfect verzorgde buitenkant onthult King op zijn motelkamer een kleine onvolkomenheid, als hij zijn nette schoenen uittrekt: sokken met gaten. Kamermeisje Camae (Joy Wielkens) lacht King keihard uit, ook omdat de sokken van de dominee nogal, eh, ruiken.

Zo pelt deze voorstelling het aura van de heilige af, tot dat wat dr. King óók was: een nerveuze kettingroker met een zwak voor vrouwelijk schoon. Op toneel steekt Rudge de ene na de andere Pall Mall op. Camae plaagt hem ermee, flirterig: ‘Sigaretten en koffie, dat is toch geen dieet voor een dominee?’ Zo ontstaat een mooi paradoxaal personage.

Ook Rudge heeft een bijzondere King-mascotte die hem helpt dichter bij de kwetsbare King te komen: een versleten bruine koffer die hij van zijn buurvrouw kreeg. ‘Toen ik hem kreeg, dacht ik meteen: dit is de koffer van Martin Luther King. Het klopte gewoon. Eerst zat-ie echt in de voorstelling. Nu niet meer, maar ik heb hem toch nog altijd bij me.’

De koffer helpt hem in de sfeer te komen van de avond voor die fatale dag: ‘Memphis, 3 april 1968, een broeierige onweersnacht. Als ik naar die koffer kijk, kan ik me dat levendig inbeelden.’

Voor de voorstelling raakt Rudge het ding altijd even aan, zegt hij. ‘Ik kijk erin en stel me voor hoe zijn spullen erin zaten: sokken, onderbroeken, tandenborstel. Zijn gezin en zijn vrouw waren heel belangrijk voor hem, maar hij was altijd onderweg. Hij leefde als een nomade, en dat voel ik dan. Uit een koffer leven heeft iets heel tragisch.’

Natuurlijk hebben de twee Kings ook uitgebreid de speeches bekeken. Rudge: ‘Hij kon ongelofelijk goed speechen, vaak half geïmproviseerd. King was echt de Obama van de sixties.’ Bij zijn toespraken bediende hij zich van dezelfde technieken als acteurs vaak gebruiken, viel hun op. Hij laat veelbetekenende stiltes vallen, maakt gebruik van de herhaling met vaak nét een kleine variatie, en schroeft het volume steeds een klein beetje op tot orkaansterkte. Hij heeft een melodieuze, bijna zangerige spreekstijl en hanteert beeldende, vaak Bijbelse metaforen in klinkende zinnen vol binnenrijm – dat, zeggen Rudge en Montoya, is in het Nederlands wel meteen heel anders: hoekiger, en minder vloeiend. Maar toch.

‘Het hielp me wel de vorm te bestuderen: de opbouw, de overtuigingskracht, het effect’, zegt Montoya. ‘In zijn speeches lijkt hij een krachtige man die alles onder controle heeft. Dat maakt des te nieuwsgieriger naar wat erachter schuilt. Wat ging er ondertussen van binnen in hem om? Hij was bang, hij werd bedreigd. In zijn toespraken heeft hij het vaak over opoffering. Stel dat hij ergens aanvoelde dat hij zou sterven?’

Rudge: ‘Ken je dat YouTube-filmpje van de Mountaintop-speech? Dat is enorm aangrijpend, omdat hij na afloop min of meer instort. Hij wordt door een paar mannen weggevoerd en moet dan even gaan zitten. Hij is op, doodmoe, kapot.’

En juist dat aspect kun je in het theater goed laten zien, zeggen ze. ‘Hij sprak voor duizenden mensen, maar ons publiek in het theater is maar een paar honderd man. Wij kunnen het veel kleiner houden.’ Rudge: ‘Dat betekent dat je veel dichter bij hem kunt komen. Je kunt als het ware het zweet op zijn gezicht zien, de angst in zijn ogen – je kunt hem bijna aanraken, je kunt hem ruiken.’

Montoya: ‘De inhoud van zijn speeches, die enorme lading, dat grote gebaar, helpen mij als acteur niet verder. Die ernst en het historische gewicht zitten mij eerder in de weg. Ik kan in mijn fantasie veel beter uit de voeten met zo’n menselijk detail als het gegeven dat King de avond voor de moord nog een kussengevecht hield met zijn assistent, op zijn kamer.’

Rudge moet lachen. Want dat kussengevecht zit ook in The Mountaintop. ‘Zijn’ King stoeit met kamermeisje Camae, op die beroemde motelkamer, de avond voor de moord. Veertjes uit de kussens dwarrelen door de lucht. Het duurt maar een paar seconden, maar in die paar seconden is Martin Luther King uitgelaten, blij en – voor even – zorgeloos.

MARTIN LUTHER KING

Martin Luther King (1929-1968) was een Amerikaanse baptistendominee en een van de drijvende krachten achter de Afro-Amerikaanse burgerrechtenbeweging. King leidde in de jaren vijftig en zestig het geweldloze verzet tegen de rassenscheiding in de Verenigde Staten, onder meer met de succesvolle busboycot in 1955, na de arrestatie van de zwarte Rosa Parks, die had geweigerd haar zitplaats af te staan aan een witte man. In 1963 hield King tijdens een betoging bij het Lincoln Memorial zijn beroemde ‘I Have a Dream’-speech. In 1964 kreeg hij de Nobelprijs voor de Vrede. Martin Luther King werd op 4 april 1968 doodgeschoten op het balkon van het Lorraine Motel in Memphis.

Deel deze recensie

Mocca Amsterdam over Martin Luther King

Ik was bij Theater de Krakeling in Amsterdam voor het Krakeling Festival want het bestond 40 jaar. Ik ging naar de premierevoorstelling Martin Luther King van Urban Myth. Ik wist van school dat Martin Luther King vrijheid wil voor de zwarte mensen maar verder wist ik niet zoveel.

In het begin was er een mevrouw en die speelde de schoenenverkoper. En Martin ging toen met zijn vader schoenen kopen voor school. Maar dat mocht niet van de schoenenverkoper, want zwarte mensen mochten de winkel niet in. Dat was heel zielig. Hij mocht niet eens met zijn eigen buurjongens naar school want die waren wit. En toen zij dan mee naar een zwarte school wilden werden de ouders helemaal boos.

Toen groeide hij op en toen was er een mevrouw Rosa Parks en die werd gespeeld door een wit mens, maar eigenlijk was ze zwart in het verhaal. Er was een witte man die zei de hele tijd tegen een andere zwarte actrice je doet het niet goed, je doet het niet goed. Probeer het op een Surinaams accent, doe dit, doe dat, nee nog steeds niet goed op deze manier proberen dan en toe moest een witte actrice Rosa Parks spelen en die deed alles goed.

Zij ging in de bus en ging op een plekje zitten, wat niet mocht want zwarte mensen mochten niet zitten in de bus. En toen zei de chauffeur dat ze van haar plekje af moest en toen deed ze dat niet en toen ging hij de politie bellen. Ik snapte niet zo goed wat Martin Luther King deed voor haar maar hij zei dat niemand meer met de bus moest gaan. Dat betekende dat ze moesten lopen.

Dit verhaal was wel zielig, maar ook grappig en eng, want het is voor 8+. Het zielige was dat Martin Luther King aan het einde dood ging en dat hij niks mocht. Het grappige was dat de witte meneer met de anderen als poppen ging spelen en met een gek stemmetje deed alsof hij hen was en dat ze elkaar gingen slaan met het tasje. En het enge was dat er geluiden van bommen en geweren waren.

Martin vond dat de wereld moest veranderen. Dat het gelijk moest zijn. Dat zwarte mensen ook in de zwembaden mogen. Ik ben blij dat het gelijk is nu. Ik vind het heel gemeen dat sommige mensen denken dat witte mensen meer waard zijn dan zwarte mensen. Bij mij op school zijn er nooit zwarte mensen die gepest worden. Iedereen heeft het leuk met elkaar.

Het is een hele leerzame voorstelling dus het is leuk om met de klas te gaan als je iets leerzaams en leuks wil doen. Want je kunt heel erg lachen en je kunt heel erg schrikken en er zit heel veel geschiedenis is.

Naniki is out

Met Naniki naar Cultuur naar Martin Luther King van Urban Myth

Deel deze recensie

NRC over Celia!

I am text block. Click edit button to change this text. Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.

Deel deze recensie

iLoveTheater over Celia!

Celia in gevecht met haar hart en haar gevoel.

Recensie: Mieke van der Raay

Afgelopen zaterdag 16 februari was in het uitverkocht Internationaal theater in Amsterdam de première van Celia.
Celia gaat over Celia Cruz, die tijdens de Cubaanse revolutie met haar band, haar persoonlijke assistente en haar goede vriend Pedro Knight, besluit om niet terug te keren naar Cuba. Haar hart is één en al muziek, muziek met passie, met gevoel. Het gevoel van heimwee naar het mooie Cuba. Maar Cuba is door de revolutie nu in de handen van Fidel Castro, de ene dictator heeft de andere overgenomen. Celia reist heel de wereld over met haar band en als ze in Amerika aankomt, is heel toevallig Fidel daar om te proberen Amerika over te halen om de boycot op bepaalde import producten op te heffen. De persoonlijke assistente van Fidel, ook Celia genaamd, staat op een dag bij één van Celia’s optredens.Celia Sànchez paait, bespeelt en manipuleert Celia Cruz om haar over te halen om terug naar Cuba te komen en zich in te zetten voor de Revolutie: “Als we mensen zoals Celia Cruz achter ons hebben, zijn we onverslaanbaar!” Er ontstaat een vurig conflict, vol vijandigheid en wantrouwen. Lukt het de revolutionair om de Queen of Salsa over te halen om naar Cuba terug te keren?

Wie aan Cuba denkt, denkt aan Salsa. Maar we kennen Cuba door Che Guevara; een dictator die het land met ijzeren hand regeerde, maar ook door zijn opvolger Fidel Castro.

Deze voorstelling geeft ons een kijkje in het leven van de gewone mensen van Cuba. Hun strijd, met hun gevoelens, maar die nooit de passie van muziek zijn kwijtgeraakt.

Manoushka Zeegelaar- Breeveld speelt Celia Cruz: de ‘Queen of Salsa’. Ze speelt het niet alleen, maar ze is het ook. Ze straalt de passie voor haar land en de muziek uit en weet je te raken. Susan Visser is Celia Sánchez, rechterhand van Fidel Castro; ook al was ze stront verkouden, wist ze je mee te nemen in het leven van haar personage. De emotie was op sommige momenten zo puur echt, dat je haar in je hart moest sluiten. Eric Corton speelt Fidel, wat nou niet echt op zijn lijf geschreven is, zoals hij zelf zegt – hij heeft totaal niets van Fidel weg, met zijn vele tatoeages en lichte haren. Hij wist toch op een totaal eigen manier Fidel weer te geven, met bravoure en gaf de man een gevoel. Dennis Rudge speelt bandleider en partner van Celia Cruz: Pedro Knight. Op heel relaxte natuurlijke wijze, je kon niet anders dan van deze man te houden. Noah Blindenburg die Nerita speelt, heeft iets charismatisch met haar innemende lach, maar weet gevoel over te brengen, iets wat je raakt.

Door de steengoede latinband Timbazo onder leiding van Nils Fischer op het podium ontstaat er natuurlijk ook een groot spetterend salsafeest. De voorstelling heeft alles: een goed verhaal, goede muziek, humor. Maar het zet je ook aan het denken, over het goede leven dat we hier hebben. Af en toe wordt het verhaal los gelaten en vertellen de spelers uit eigen ervaring over discriminatie, over heimwee, over waar ze nu precies thuis horen. Maar ook wordt er sluik reclame gemaakt voor de film ‘Verliefd op Cuba’, waarin Susan Visser op het moment te zien is samen met Jan Kooijman.
Je verveelt je geen moment, alles is in erg snel tempo. Soms kan je gewoon niet stil blijven zitten bij de mooie salsa muziek, waar je op andere momenten ontroerd bent, maar het volgende moment weer zit te schater lachen. Deze voorstelling is echt een aanrader, voor iedereen die van passie en muziek houdt.

Cast 
Celia Cruz: Manoushka Zeegelaar-Breeveld
Celia Sánchez: Susan Visser
Fidel Castro: Eric Corton
Pedro Knight: Dennis Rudge
Nerita: Noah Blindenburg
Band: Nils Fischer, Samuel Ruiz, Oscar Cordero, Marc Bischoff, Armando Vidal, Joe Rivera

Creatives
Tekst: Koos Terpstra
Regie: Jörgen Tjon A Fong
Dramaturgie: Corien Baart
Kostuumontwerp: Eva Krammer & Jantine Kraaijeveld
Decorontwerp: Elian Smits
Lichtontwerp: Coen van der Hoeven

Deel deze recensie

Theaterkrant over Celia!

Patrick van den Hanenberg
17 februari 2019
Gezien op 16 februari 2019, Internationaal Theater Amsterdam

De Cubaanse revolutie van 1959 heeft slechts vijfduizend eilandbewoners het leven gekost, relativeert Eric Corton als Fidel Castro in de muziektheatervoorstelling Celia!In tegenstelling tot de twintig miljoen in Rusland is dat volgens hem helemaal niets. ‘Vijftien doden zijn al genoeg om de bevolking de stuipen op het lijf te jagen’, komt Manoushka Zeegelaar Breeveld ertussen, refererend aan de decembermoorden in Suriname in 1980. Zij is dan even als zichzelf aan het woord en niet als Celia Cruz, de Cubaanse Queen of Salsa die na de machtsovername van Fidel Castro haar geboortegrond voorgoed verruilde voor de Verenigde Staten. Later zal Zeegelaar Breeveld, als Surinaamse in Nederland, ook nog even een mooie parallel trekken tussen haarzelf en Celia Cruz. Die wisseling van rol naar persoonlijke opmerkingen is een van de interessante aspecten van Celia!

Behalve op de salsa-zangeres slaat de titel van dit stuk op Celia Sánchez, dochter van een welgestelde arts, die als de rechterhand van Fidel Castro kan worden gezien. Toen Fidel en zijn revolutionaire medemakker Che Guevara na de eerste aanval op het dictatoriale bewind van Batista de wijk hadden genomen naar Mexico bleef Sánchez op Cuba om de volgende fase van de revolutie voor te bereiden. In feite is haar rol bij de Cubaanse revolutie groter dan die van Che Guevara, maar zien we haar afbeelding niet op bekers en T-shirts en hingen er geen posters met haar beeltenis in studentenkamers in de jaren zestig. De voorstelling van Urban Myth is mede bedoeld om ‘de andere Celia’ wat meer naamsbekendheid te geven.

Maar wat Jörgen Tjon A Fong, regisseur en bedenker van de voorstelling, en scriptschrijver Koos Terpstra vooral voor ogen hadden is het blootleggen van het conflict tussen twee werelden: het idealisme van Celia Sánchez – waarbij gestreden wordt voor gratis onderwijs en gezondheidszorg voor iedereen – en het vasthouden door Celia Cruz aan een nostalgisch beeld van haar geboortegrond dat zich vertaalt in de muziek.

Om die twee werelden theatraal te laten botsen is een nooit plaatsgevonden ontmoeting tussen de twee vrouwen bedacht in New York als Celia Sánchez daar in september 1960 is om Fidel Castro terzijde te staan, als hij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties moet toespreken. In een van de krachtigste scènes trekt Celia Cruz de bos bloemen aan gort die na een optreden zijn bezorgd uit naam van Fidel Castro. Als er geen bloem meer aan de steel zit geeft zijn haar assistente de opdracht om de bos terug te sturen naar de afzender.

Als de twee vrouwen elkaar spreken staan ze eerst als kemphanen tegenover elkaar. De gepassioneerde, idealistische Sanchez, die heel laconiek (‘Ik heb maar geen bloemen meegebracht’) en daardoor buitengewoon geestig gespeeld wordt door Susan Visser, die door haar rol in de film Verliefd op Cuba nog plezierig in Cubaanse sferen verkeerde, krijgt aanvankelijk geen poot aan de grond bij de botte, afhoudende Cruz. Maar bij elke ontmoeting lijken ze toch iets meer te begrijpen van de andere partij, ook al zal Cruz, ondanks haar gruwelijke heimwee, niet terugkeren naar Cuba. Voor Cruz is vrijheid dat ze ‘door die baarden’ met rust gelaten wordt, voor Sánchez is vrijheid een activiteit.

Wat tekst voor deze twee vrouwen betreft is er weinig op deze Urban Myth-voorstelling aan te merken. De overtuigende woorden worden in de mond gelegd van twee top-actrices, waarbij Manoushka Zeegelaar Breeveld ook nog kan knallen als salsa-zangeres in fraaie uitdossingen. Ze wordt daarbij geweldig opgezweept door de latinband Timbazo onder leiding van Nils Fischer. Die muzikanten kunnen doden uit hun graf laten opstaan en laten dansen.

En toch knaagt het. De drie extra spelers – Eric Corton als Fidel, Dennis Rudge als manager/echtgenoot van Celia Cruz en Noah Blindenburg als haar assistente – hebben veel minder sterke teksten in handen gekregen. Als zij aan het woord zijn, zakt de voorstelling enigszins in. Daarnaast smeken de salsa-explosies van Zeegelaar Breeveld om choreografische ondersteuning, maar de drie laten het dan hopeloos afweten. Zeker bij ‘La vida es un carnaval’, het lijflied van Cruz, dat als de Cubaanse pendant van ‘Always Look on the Bright Side of Life’ van Monty Python kan worden beluisterd, was meer leven op het podium fijn geweest. Vooral Blindenburg laat dan meer haar Hollandse kant dan haar Curaçaose achtergrond zien.

Wat meer Cuba, ook al hebben we het dan misschien over de clichés als flirten, sigaren, rum en onophoudelijk dansen, zou deze voorstelling nóg aantrekkelijker, nóg vreugdevoller hebben gemaakt.

Deel deze recensie

Geen land, geen vrienden - Groene

Geen Land, Geen Vrienden

De zwarte papa en zijn zoontjes gaan op weg voor een ijsje. Het jongste kind had in die winkel wel eens eerder voor een kwartje ijs gekocht. Maar dat was dan aan de achterkant, in de steeg, bij ‘het luik voor de negers’. Zijn zwarte papa gaat door de voor hem verboden voordeur.

De scène wordt verteld als in een western van Sergio Leone, met lange stiltes en veel zweetdruppels. En aan het eind komt de politie. ‘Stomme neger. Is dat je kind? Arm joch, met zo’n vader!’ Zo gaat het altijd, piekert het zoontje. ‘Robert Franklin Williams, meekomen! Jij denkt dat je boven de wet staat, toch?’ Het is 1958. Williams is voorvechter van burgerrechten. In zijn boek Negroes with Guns bepleit hij dat de zwarte burger zich bewapent tegen de Ku Klux Klan. Ik had vóór de prachtroman We hadden liefde, we hadden wapens van Christine Otten nog nooit van Williams gehoord. Urban Myth, de toneelgroep van Jörgen Tjon A Fong, kocht de theaterrechten voor er één letter van dat boek op papier stond. Het ijzersterke verhaal gaat over een lucide gek die beseft dat je nooit gelijk hebt voor je het hebt gekregen. En je krijgt het als zwarte gek in het gesegregeerde zuiden van de Verenigde Staten vooralsnog nooit.

Je zit als publiek midden in het sidderende centrum van dit verhaal voor je het in de gaten hebt. Zelfs het podium is gesegregeerd, met een doorschijnend gordijn dat pas scheurt als er liefde is: het wordt kapot gezongen door Manoushka Zeegelaar Breeveld (de minnares, de vrouw, de moeder, Mabel heet ze), die met een paar regels ‘gefluisterde’ Billy Holliday onze harten aan flarden zingt. Het ongelooflijke verhaal van Williams (Mandela Wee Wee speelt hem met een ontwapenende flair) wordt in feite verteld door haar ogen en die van zoon John, die knap schakelt tussen een strakke commentaartoon en een ingedaalde en beheerste ontroering – Gery Mendes zwiept je door het verhaal, ik heb met open mond naar die jongen zitten kijken.

Het team, met ook Ntjam Rosie, Janneke Remmers en Huub van der Lubbe, zorgt in de allereerste plaats voor een muzikale (muziek: Jeroen van Olffen) trip door deze ruige geschiedenis, aan de hand van Nina Simone (‘Ain’t got no country, ain’t got no friends’), en met blues, soul, rap en jazz. Alles gaat in de pressure cooker van verdriet en woede. Soms uitlopend op een ouderwets kwaaie vorm van agitprop, met borden en gescandeerde slogans en kruisen van de Klan, die met opzwepende ritmes tot gruzels worden getimmerd.

De voorpremière in het Bijlmerparktheater, op de avond van Inauguration Day, leek de gedroomde aspirine voor Trump-depressies – maar zo simpel gaan die dingen natuurlijk niet. De materie mag dan taai zijn, ze is ook simpel en snoeihard, vrolijk vaak, maar ook onverbiddelijk en wreed. Dat zingt Huub van der Lubbe in het slotlied, een verstilde apotheose waar mijn keel van dicht kneep. Prachtavond!

Deel deze recensie

De Theaterkrant - Zwarte strijd, soul en blues kruipen onder je huid

Zwarte strijd, soul en blues kruipen onder je huid.

Urban Myth
We hadden liefde, we hadden wapens
★★★★☆


29 januari 2017

Gezien op 28 januari 2017, Stadsschouwburg, Amsterdam

Ain’t got no country, ain’t got no friends’, zingt Nina Simone. De soul en rhytm & blues in de periode van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging in de jaren zestig vertelt een verhaal dat pijnlijk actueel is. We hadden liefde, we hadden wapens van Urban Myth is een schot in de roos en de prachtige muziek van een cast met klinkende namen als Ntjam Rosie, Huub van der Lubbe en Manoushka Zeegelaar Breeveld laat het schouwburgpubliek onontkoombaar swingen in de stoelen.

Grote protestborden met activistische leuzen over gelijkheid tussen zwart en wit zakken vanuit het plafond naar beneden. Daarachter zijn de kruizen te zien die de Ku Klux Klan in de tuin van opstandige zwarten in brand steekt. De voorstelling neemt je mee naar Monroe, een stadje in North Carolina, waar de zwarte burgerrechtenbeweging van de jaren zestig met de agressie van de blanke overheid en racistische bewegingen te maken kreeg.

Anders dan Marten Luther King vond hoofdpersoon Robert F. Williams geweld soms een noodzakelijk kwaad. ‘Het is altijd een onvervreemdbaar recht geweest van de Amerikanen, dat, als de staat het recht niet wil handhaven, de burger gewapend mag en kan ingrijpen als hij zichzelf moet verdedigen tegen rechteloos geweld.’ Dat schreef hij in 1962 in zijn boek Negroes with Guns. Zijn levensverhaal inspireerde Christine Otten onlangs tot haar boek We hadden liefde, we hadden oorlog en nu dus Urban Myth tot de gelijknamige voorstelling (in een bewerking van theaterauteur Jibbe Willems).

Wat maakt het levensverhaal Williams en zijn gezin zo actueel, vraag je je aan het begin van de voorstelling af. De zwarte Amerikanen eisen rechten op die nu volkomen vanzelfsprekend lijken. Reizen met de bus, toegang tot een zwembad en het onderwijs. Hoe is het mogelijk dat de samenleving in die tijd nog zó gesegregeerd was dat protest tegen deze rechteloosheid tot hevig geweld leidde. Maar langzamerhand, zonder dat de spelers die link expliciet maken, bekruipt je het onaangename gevoel dat die situatie voor een deel van de bevolking nog steeds opgaat. Wie illegaal is, heeft haast nergens toegang toe.

De spelers staan ontspannen op het toneel en vertellen het verhaal rustig en zonder al te grote gebaren. De relatie tussen Williams en zijn veel jongere vrouw Mabel en hun zoon laat zien hoe het politieke engagement zijn wissel trekt op het gezinsleven. Onder het motto ‘het persoonlijke is politiek’ brengt dit de thematiek dichterbij. Maar vooral door de muziek kruipt de voorstelling onontkoombaar onder je huid.

Regisseur Jörgen Tjon A Fong geeft de zwarte jaren zestig-muziek alle ruimte. De muzikaliteit draagt de voorstelling. De krachtige soul en rhytm & blues klinken door in spoken word en storytelling. Het maakt niet uit of de spelers praten of zingen, álles swingt in deze voorstelling. De prachtige stem van Ntjam Rosie doet aan Norah Jones denken. Maar ook Huub van der Lubbe, Manoushka Zeegelaar Breeveld, Gary Mendes en Mandela Wee Wee zingen en spelen de sterren van de hemel.

De voorstelling is op één moment wat pamflettistisch. Als de spelers naast elkaar met luide stem de namen van de slachtoffers van het politiegeweld in de Verenigde Staten voorlezen. Verder ontroert We hadden liefde, we hadden wapens doordat je ziet hoe de discriminatie doorwerkt in het leven van mensen die je gedurende de voorstelling in je hart sluit.

Deel deze recensie

Privacy Preference Center